L O Y A

K R U I S O F F E R

Het lichaam van de Mensenzoon, dat voor ons gegeven is als brood, om eeuwig leven te verkrijgen.

Het bloed van de Mensenzoon, dat voor velen vergoten is als wijn, tot vergeving van zonden.

 

Hiermee heeft de Mensenzoon voor iedereen de deur geopend naar God de Vader! Want meteen na Zijn sterven scheurde het voorhangsel van de tempel, dat het heilige scheidde van het heilige der heilige (Mattheus 27:51). Want alleen de hogepriester mocht slechts één keer per jaar het heilige der heilige binnentreden.

Het voorhangsel, dat scheidde en scheurde, was als de kracht van de zonde, die ons blokkeerde.
De kracht van de zonde werd verbroken door het
KruisOfferBloed van Jasjoea de Mensenzoon.

 


Zie! het Licht aan het kruis, dat de duisternis met haar zonden verdrijft.
[Het kruis als symbool van de vloek]

 

 

Vereffening van schuld

 

In Le 6: 1-7 komt deze zaak uitvoeriger aan de orde. Het gaat meer over eigendomsvergrijpen. Deze zijn een schuld tegenover de benadeelde. De dader moet het ontvreemde volledig vergoeden en bovendien 20% smartegeld betalen.
Daar diefstal ook schuld tegenover de HERE is, moet hij ook nog een ram als
schuldoffer geven. Aan dit alles gaat een belijdenis van schuld vooraf.
Is de benadeelde overleden, dan krijgt zijn naaste bloedverwant het terugbetaalde. Bij ontstentenis van zo'n losser vervalt het aan de priesterschap.

Dus 3 dingen moeten worden gedaan [eigenlijk 4 zelfs]:

1. De dader moet eerst belijdenis van schuld doen
2. De dader moet volledig vergoeden + smartegeld betalen aan de benadeelde
3. De dader moet zich verzoenen met JHWH, door schuldoffer te geven
4. De dader zal eigenlijk ook een eventuele gevangenisstraf moeten uitzitten

Leviticus 6:


1 ¶ De Here sprak tot Mozes:
2 Wanneer iemand zonde doet en ontrouw wordt jegens de Here, en tegenover zijn volksgenoot ontkent, dat hij iets in bewaring heeft, of dat hem iets is ter hand gesteld, of dat hij iets weggeroofd heeft;
3 of hij heeft zijn volksgenoot iets afgeperst, of hij heeft iets dat verloren was, gevonden en hij ontkent het, en doet een valse eed ten opzichte van enige zaak die een mens doen kan, zodat hij zich daaraan bezondigt,
4 wanneer hij zo zonde doet en schuldig wordt, dan zal hij teruggeven het geroofde dat hij wegroofde, of het afgeperste dat hij afperste, of het in bewaring gegevene dat hem in bewaring gegeven was, of het verlorene dat hij gevonden had,
5 of alles, ten opzichte waarvan hij een valse eed zwoer. Hij zal de volle waarde ervan vergoeden en nog een vijfde daaraan toevoegen; aan degene wie het behoorde, die zal hij het geven, op de dag wanneer hij zijn schuldoffer brengt.
6 Als zijn schuldoffer zal hij voor de Here brengen een gave ram uit het kleinvee, in waarde geschat, ten
schuldoffer tot de priester.
7 En de priester zal over hem
verzoening doen voor het aangezicht des Heren, en hem zal vergeving geschonken worden, ten aanzien van elke zaak waardoor hij schuld op zich laadt.

Maar nu, door het grote werk (het Grote Offer) van de Messias Jasjoea, hoeven wij geen dieren enzo meer als offers voor de Here te brengen joh. Dat is de geestelijke betekenis van de kruisigingsdood van Jasjoea de Losser.

Daarom als we, net als de tollenaar in Lukas 18: 10-14, onze zonden belijden en bidden voor vergeving [en dat houdt in dat we spijt hebben en dat we beloven ze niet meer te doen], daalt de genade Gods op ons neer en worden we zo gerechtvaardigd.
Maar natuurlijk zal je ook maatschappelijk boete moeten doen, bv je straf uitzitten in de gevangenis.

En ook al heb je een keurig leven als die farizeeer in Lukas 18: 10-14, toch is 't oppassen geblazen! Want wat was er eigenlijk mis met hem? Hij deed toch zelfs meer dan de Wet vroeg? En het is toch goed om de Here te bedanken? Zeker ...
Maar hij deed dat niet uit liefde voor God, niet (uit liefde) voor de gerechtigheid en ook niet uit liefde voor de Wet.
Maar hij deed dat om de eer voor zichzelf om neer te kunnen kijken op anderen, getuige de onnodige vergelijkingen die hij maakt met zichzelf en anderen. Hij bad ook niet echt want hij vroeg niks, en hij voelde zich niet afhankelijk van God.
En ook dankte hij verkeerd, want hij dankte met betrekking tot de vergelijkingen, die hij maakt met zichzelf en anderen. Want hij bad dit bij zichzelf:
"O God, ik dank U, dat ik niet zo ben als de andere mensen, rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als deze tollenaar".

Hij dankte dus niet voor het goede dat hij ontving en het goede dat hij in staat was te doen. En ook was het zo dat hij volgens de richtlijnen geen dankoffer bracht voor de Here.
Hij heeft als 't ware alles zelf al afgekocht met zijn keurige leven.


Daarom zegt Jasjoea de Wonderbare Raadsman in een gelijkenis in Lukas 17:

7 Wie van u zal tot zijn slaaf, die voor hem ploegt of het vee hoedt, als hij van het land thuiskomt, zeggen: Kom terstond hier aan tafel?
8 Zal hij niet veeleer tot hem zeggen: Maak mijn maaltijd gereed, schort uw kleren op en bedien mij, tot ik klaar ben met eten en drinken, en daarna kunt gij eten en drinken?
9 Zal hij de slaaf soms danken, omdat hij deed wat hem bevolen was?
10 Zo moet ook gij, nadat gij alles gedaan hebt wat u bevolen is, zeggen:
Wij zijn onnutte slaven; wij hebben slechts gedaan, wat wij moesten doen.

Toch maar even voor de duidelijkheid.

'Houdt dus stand en laat u niet weder een slavenjuk opleggen' (Galaten 5: 1).

D.w.z., houdt aan
Jasjoea de Losser, houdt aan Zijn leer van het GROOTSTE OFFER ALLERTIJDEN, zoals eerder hier uitgelegd.
Als je dat niet doet, dan verval je weer in de oude offers, zoals eerder hier uitgelegd. Dan laat je je weer een slavenjuk opleggen, een slavenjuk ....

 

Index